04 maart 2021

Raad van State adviseert dwangsom in asielzaken niet af te schaffen

Raad van State adviseert dwangsom in asielzaken niet af te schaffen
De Afdeling Advisering van de Raad van State heeft op 3 februari 2021 advies uitgebracht over het wetsvoorstel waarmee de mogelijkheid om een dwangsom te eisen bij niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken permanent wordt afgeschaft.


Het lukt de IND in veel gevallen niet om binnen de wettelijke termijn op asielaanvragen te beslissen. Dit komt vooral door dat er in 2017 door het kabinet op de IND werd bezuinigd. Ten onrechte werd in 2017 aangenomen dat het aantal asielaanvragen de daarop volgende jaren wel fors zou afnemen, als gevolg van de in het voorjaar van 2016 afgesloten Turkije-deal. Als gevolg van die bezuinigingen wachten veel asielzoekers nu nog altijd op een beslissing op hun asielverzoek en zijn ze wanhopig vanwege de zorgen om gezinsleden die elders verblijven. Een aanvraag voor gezinshereniging kan immers pas in gang worden gezet na afloop van de asielprocedure.

In gevallen waarin de overheid niet tijdig beslist op aanvragen, is zij volgens artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een dwangsom verschuldigd. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft ruime termijnen om te beslissen, en de langdurige onzekerheid door het eindeloos niet beslissen leidt tot schadelijke effecten. Dat wordt in de Awb middels het opleggen van een dwangsom aan banden gelegd. Voor vreemdelingenzaken wil de Staatssecretaris deze mogelijkheid nu helemaal afschaffen, omdat dit de IND inmiddels erg veel geld kost. *)  De Staatssecretaris erkent daarbij overigens zelf dat dit in strijd is met de Awb. 

De Raad van State, het adviesorgaan van de regering, ziet daarbij niet in waarom de IND niet op tijd zou kunnen beslissen. Op grond van Europese richtlijnen is hier ook een verplichting toe. Ook wijst de Raad van State op de al bestaande mogelijkheden om de wettelijke beslistermijn te verlengen tot maar liefst uiterlijk 21 maanden. Bovendien, zo geeft de Raad van State aan, maakt het wetsvoorstel onderscheid op basis van de nationaliteit van de gedupeerde en dat mag niet. De Raad van State adviseert daarom het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen. 

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geeft echter in haar reactie op dit advies van 26 februari jl. aan, het wetsvoorstel door te willen zetten. De cruciale rol die het kabinet zelf heeft gespeeld bij het ontstaan van de achterstanden bij de IND, als gevolg van politieke keuzes die de afgelopen jaren zijn gemaakt, noemt de staatssecretaris daarbij echter niet. 

De verhouding met de korte termijnen die gelden voor het indienen van rechtsmiddelen namens de vreemdeling, van soms slechts 24 uur, en de verregaande gevolgen die verbonden zijn aan het (iets) te laat indienen hiervan, wordt zo wel bijzonder scheef, terwijl een (forse) termijnoverschrijding voor de IND dus geen consequenties meer heeft. De weegschaal van Vrouwe Justitia slaat zo - zeer ten onrechte - wel erg opzichtig door naar één kant. 
 

De Nederlandse Orde van Advocaten adviseerde ook negatief
Al eerder in het wetgevingstraject bracht de adviescommissie vreemdelingenrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten haar advies uit aan de staatssecretaris. Ook de NOvA “ziet geen noodzaak om de dwangsommen in vreemdelingenzaken af te schaffen en acht afschaffing onwenselijk in het kader van de rechtsbescherming van de vreemdeling”.
Net als de Raad van State vindt ook de Orde de maatregelen die al zijn genomen (i.c. de Taskforce die is opgericht om de achterstanden bij de IND weg te werken) voldoende om te bewerkstelligen dat de IND binnen de wettelijke termijn beslist.
De NoVA wijst er ook nog op dat bij de invoering van de Wet Dwangsom en Beroep (in werking getreden op 1 oktober 2019) expliciet is benoemd dat deze óók voor het vreemdelingenrecht zou gelden, “omdat de dwangsom werd gezien als een effectieve prikkel voor de IND om tijdig te beslissen”.
Als alternatief voor de afschaffing van de dwangsommen suggereert de Orde ten slotte nog de herinvoering van het in 2003 afgeschafte ‘driejarenbeleid’, waarbij asielzoekers een verblijfsvergunning kregen als het de IND niet lukte binnen drie jaar op de asielaanvraag te beslissen.


*) Middels een spoedwet, die in juli 2020 door het parlement is goedgekeurd, is de mogelijkheid een dwangsom aan de IND op te leggen wegens termijnoverschrijding al tijdelijk aan asielaanvragers ontnomen; het huidige wetsvoorstel beoogt die mogelijkheid permanent te schrappen.
Tot en met medio december 2020 heeft het ministerie van J&V ongeveer € 13 mln aan dwangsommen uitbetaald, zo schreef de staatssecretaris op 7 januari 2021 aan de Tweede Kamer; de verwachting was "dat ten laste van de jaren 2020 en 2021 nog circa € 34 mln uitbetaald zal moeten worden voor zaken die nu nog in behandeling zijn". 



Meer informatie:
De brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 26 februari 2021 met daarin opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 februari 2021 (download pdf-bestand, 10 pag's)
Het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten d.d. 12 november 2020 (download pdf-bestand, 9 pag's)
Het 'Advies over herziening van de regels voor niet tijdig beslissen op aanvragen op grond van de Vreemdelingenwet 2000' van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken d.d. 1 december 2020 (download pdf-bestand, 8 pag's). Ook de ACVZ beveelt aan de beslissing om dwangsommen af te schaffen te heroverwegen en vraagt de regering tevens om een motivatie "waarom de afschaffing van de mogelijkheid tot het opleggen van dwangsommen ook heeft te gelden voor reguliere verblijfsaanvragen" (zie par. 5.3 op pag. 7-8).

Aanvulling: op 20 april 2021 is dit wetsvoorstel (nr 35749, ingediend op 3 maart 2021) in de Tweede Kamer controversieel verklaard en de behandeling stilgelegd.

Lees ook:
16-12-20  Wachten duurt lang...
14-07-20  Dwangsommen voor te trage beslissingen afgeschaft