17 december 2020

Rechtbank Roermond: bij Kinderpardon ook bijzondere omstandigheden beoordelen

Rechtbank Roermond: bij Kinderpardon ook bijzondere omstandigheden beoordelen
In een recente uitspraak over de Afsluitingsregeling Kinderpardon oordeelde de Rechtbank dat de IND ook 'bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid' dient te beoordelen.


In deze zaak wees de IND een aanvraag in het kader van de Afsluitingsregeling Langdurig Verblijvende Kinderen af. De Rechtbank Roermond oordeelde dat de IND in het kader van de zogenaamde 'inherente afwijkingsbevoegdheid' als geregeld in art 4:84 AWB verplicht is bijzondere omstandigheden mee te wegen en in de beschikking het oordeel daarover te motiveren.

In dit geval ging het om een gezin waarvan de kinderen nog (net) geen vijf jaar als minderjarige in Nederland verbleven, toen deze 'kinderpardon'-regeling op 29 januari 2019 van kracht werd. Omdat het gezin niet voldeed aan deze voorwaarde voor het kinderpardon had de IND hun aanvraag afgewezen. Het gezin had echter ook een rapport ingebracht waarin werd aangegeven dat de kinderen waarschijnlijk ontwikkelingsschade zouden oplopen bij terugkeer naar hun land van herkomst. Volgens de rechtbank diende de IND dit rapport te beoordelen in het kader van het beroep van betrokkenen op de inherente afwijkingsbevoegdheid van art. 4:84 Awb. 

De IND had het rapport over de ontwikkelingsschade wel beoordeeld in het kader van het recht op privéleven in de zin van art. 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar vond hierin geen aanleiding om het gezin daarom alsnog in aanmerking te laten komen voor een verblijfsvergunning. De rechtbank stelt echter dat de IND onvoldoende waarde toekent aan het rapport door aan te geven dat uit het rapport niet met zekerheid blijkt dat de kinderen bij terugkeer ontwikkelingsschade op zullen lopen. De IND verlangt daarmee een te zware bewijslast. Het ligt volgens de rechtbank meer in de rede om te beoordelen in termen van aannemelijkheid (dan in termen van zekerheid) dat er ontwikkelingsschade zal ontstaan. Ook had de IND nagelaten betrokkenen te horen over de bijzondere omstandigheden. Volgens de rechtbank ligt het in deze zaak dan ook voor de hand dat de IND een hoorzitting houdt voordat zij opnieuw beslist op de aanvraag.

 

Meer informatie:
De tekst van de uitspraak van de Rechtbank Roermond d.d. 15 september 2020 met zaaknummer AWB 20/1154
Sinds de afschaffing van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris van Justitie & Veiligheid in asielzaken (per 1 mei 2019) wordt steeds vaker een beroep gedaan op de 'inherente afwijkingsbevoegdheid' (art 4:84 AWB) die geldt als algemeen principe in het Nederlands bestuursrecht, en dus ook op asielzaken van toepassing is.

Lees ook:
04-12-20  Rechtbanken vinden uitleg Kinderpardon door de IND te restrictief
03-12-20  Nog eens 69 vreemdelingen kregen Kinderpardon
14-02-20  Afsluitingsregeling Kinderpardon: de helft is afgewezen