30 december 2014

Rechtbank Utrecht: staatssecretaris moet bed, bad en brood verstrekken

Op 23 december 2014 heeft de Rechtbank Utrecht een uitspraak gedaan waarin de staatssecretaris wordt opgedragen per direct bed, bad en brood te verstrekken aan een vreemdeling die hier bij de staatssecretaris zelf (dus niet bij een gemeente) om had verzocht..

In deze uitspraak wordt niet alleen het op 10 november jl. gepubliceerde oordeel van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) meegenomen maar ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 december jl. waarin de centrumgemeenten worden verplicht een bed, bad, brood-voorziening te verstrekken tot twee maanden nadat het Comité van Ministers een resolutie heeft aangenomen.

 
De rechtbank zegt over de uitspraak van het ECSR onder meer het volgende:
Derhalve is de rechtbank in het licht van het standpunt van het ECSR van oordeel dat het verstoken zijn van toegang tot (enig) onderdak, eten en kleding voor uitgeprocedeerde asielzoekers/ongedocumenteerden het respect voor de menselijke waardigheid zodanig raakt dat dit leidt tot een situatie dat de normale ontwikkeling van het privéleven onmogelijk wordt gemaakt [d.w.z. dat art 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wordt geschonden, red.]. (…) De conclusie moet zijn (a) dat de Staat de verplichtingen van het Europees Sociaal Handvest op zich heeft genomen, (b) dat het ECSR, als de gezaghebbende instantie die is aangesteld om uit te leggen wat deze verplichtingen inhouden, een oordeel heeft gegeven over de aard en inhoud van de verplichtingen die ook in de nu voorliggende zaak een rol spelen bij uitgeprocedeerde asielzoekers/ongedocumenteerden en (c) dat dus de Staat en zijn organen niet meer geheel vrij zijn om vervolgens in het kader van artikel 8 van het EVRM te kiezen op welke wijze zij de daarin gewaarborgde rechten willen eerbiedigen. Gelet hierop komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat er op grond van artikel 8 van het EVRM een positieve verplichting op de Staat rust om eiser toegang tot onderdak, eten en kleding te verstrekken.” (overweging 13).

VBL-aanbod voldoet niet aan ECSR-uitspraak
Ook wordt in de uitspraak van de Rechtbank Utrecht ingegaan op de vraag of opvang in een Vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in overeenstemming is met de ECSR-uitspraak. De staatssecretaris had de betreffende vreemdeling in deze zaak namelijk concreet een aanbod gedaan voor opvang in het VBL. Volgens de rechtbank voldoet opvang in een VBL echter niet aan de uitspraak van het ECSR. Letterlijk stelt de rechtbank in overweging 16: “Gelet op het vrijheidsbeperkende karakter van de maatregel … en de daaraan verbonden voorwaarden (o.a.meewerken aan terugkeer), kon verweerder niet volstaan met zijn betoog dat opname in een VBL voldoende is om uitvoering te geven aan een (in zijn visie: eventueel) op hem rustende positieve verplichting op grond van artikel 8 van het EVRM”. De rechtbank is dus van oordeel dat een VBL-aanbod niet overeenkomt met de uitspraak van het ECSR omdat volgens het ECSR geen voorwaarden gesteld mogen worden aan een BBB- voorziening. Aan een opname in het VBL worden wel voorwaarden verbonden (de vreemdeling moet evt. zijn verblijfsrechtelijke procedure intrekken en/of meewerken aan terugkeer en de vrijheid van betrokkene wordt beperkt doordat hij zich dagelijks moet melden en de gemeentegrenzen niet mag verlaten).
 
Wachten van Teeven op uitspraak Comité van Ministers onvoldoende gemotiveerd
De Rechtbank Utrecht gaat in haar uitspraak zelfs nog een stap verder dan de CRvB door te stellen dat het afwachten van een standpunt van het Comité van Ministers juridisch geen verandering brengt in de uitspraak van de ECSR en dat het afwachten van dit standpunt dan ook onvoldoende gemotiveerd is. De staatssecretaris heeft tot op heden aangegeven het politieke oordeel van het Comité van Ministers af te willen wachten voordat hij eventueel invulling wil geven aan de inhoud van de gezaghebbende uitspraak van het ECSR. De rechtbank stelt echter vast “dat de beslissing van het ECSR concreet en ondubbelzinnig ziet op de Nederlandse situatie van opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers/ongedocumenteerden, tot stand gekomen na gericht onderzoek van de standpunten van partijen die om die beslissing hebben gevraagd en gehoord de Nederlandse staat. Voorts dient daarbij in ogenschouw te worden genomen dat de beslissing van het ECSR in zoverre bindend is dat het Comité van Ministers dient uit te gaan van het juridisch oordeel van het ECSR.” (overweging 16).
 
Het is overigens te verwachten dat de staatssecretaris tegen deze uitspraak in hoger beroep zal gaan bij de Raad van State. Als het gaat om ontruimingen van asielzoekers ‘steunt’ de Raad van State de staatssecretaris tot nu toe meestal. 


Meer informatie:
De volledige uitspraak van de Rechtbank Utrecht d.d. 23 december 2014 (zaaknr AWB 14/18686, 8 pag's pdf-bestand)

Lees ook:
29-12-14  Rb Utrecht: vrijheidsbeperking gezinnen mag niet zonder meer
17-12-14  Uitspraak CRvB verplicht centrumgemeenten bed, bad en brood te bieden
10-11-14  Nederland schendt basisrecht op voedsel, kleding en onderdak