03 november 2025

Rechtbank geeft vergunning aan vreemdeling met langdurig verblijf

Rechtbank geeft vergunning aan vreemdeling met langdurig verblijf
De Rechtbank Amsterdam heeft de IND opgedragen een vreemdeling uit Ghana, die al 20 jaar in Nederland verblijft, een verblijfsvergunning te geven op grond van het recht op privéleven (artikel 8 EVRM). Bijzonder is dat de rechtbank, in plaats van de IND opnieuw een beslissing te laten nemen, zelf voorziet in de zaak, omdat het reeds de derde keer is dat deze zaak bij deze rechtbank terechtkwam.


Bij besluit van 21 januari 2021 heeft de IND de vergunning van betrokkene ingetrokken omdat, volgens de IND, de belangenafweging in het kader van art. 8 EVRM in het nadeel van de vreemdeling uitvalt. Bij die belangenafweging dient een ‘fair balance’ te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij voortgezet verblijf en anderzijds het belang van de Nederlandse Staat*).

Betrokkene stelt echter dat deze belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen en is daarom bij de rechter in beroep gegaan. De rechtbank had in een eerdere uitspraak van 7 juli 2023 al geoordeeld dat de IND hem niet kon tegenwerpen dat hij gewerkt had in de periode dat hij een vergunning voor bepaalde tijd had omdat hij volgens de IND een ‘onzeker verblijfsrecht’ had. In een nieuwe beschikking wierp de IND hem dit punt opnieuw tegen, maar dat kan niet volgens de rechtbank, omdat de uitspraak van 7 juli 2023 in rechte vast stond.

De rechtbank oordeelt op 13 mei 2025 ook dat de IND onvoldoende heeft gemotiveerd welk gewicht er in de belangenafweging moet worden toegekend aan het feit dat betrokken officieel betaald werk in diverse functies heeft verricht en ook vrijwilligerswerk heeft gedaan. Ook had de IND mee moeten wegen dat betrokkene veel relaties heeft opgebouwd in de twintig jaar die hij in Nederland verblijft.

Vanwege de lange duur van de procedure (het bestreden besluit van de IND om de verblijfsvergunning in te trekken dateert al van 21 januari 2021) en het feit dat dit de derde keer is dat de zaak voorligt bij de rechter, voorziet de rechtbank zelf in de zaak.

De rechtbank concludeert dat verweerder (de IND, red) thans voor de derde keer onvoldoende heeft gemotiveerd dat er zwaarwegende belangen zijn die maken dat inmenging in het privéleven van eiser (de vreemdeling, red) geoorloofd is. Het geven van nog een gelegenheid aan verweerder om het bezwaar opnieuw te beoordelen en voor een vierde keer een belangenafweging te maken, zou daarom naar het oordeel van de rechtbank geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze inhouden” (r.o. 13).

De minister wordt dan ook opgedragen om binnen vier weken een verblijfsvergunning te verlenen op grond van art. 8 EVRM, het recht op privéleven.

 

*) Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM; Rome, 4 november 1950) luidt:

Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven

1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
 

Meer informatie:
De uitspraak van Rechtbank Amsterdam d.d. 13 mei 2025 (gepubliceerd op 9 oktober 2025) met zaaknummer NL24.3699 [ECLI:NL:RBDHA:2025:18606]  (download pdf-bestand)