Rechtbank: Bed-bad-brood regeling in Amsterdam voorlopig gehandhaafd
De bed-bad-brood opvang in Amsterdam maakte deel uit van het pilotproject Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen (LVV), een samenwerkingsproject tussen de Rijksoverheid en vijf grote gemeenten, dat op 1 april 2019 van start was gegaan. Het doel van de LVV was om in samenwerking tussen Rijk, gemeenten en ketenpartners "een landelijk netwerk van begeleidings- en onderdakvoorzieningen te realiseren met als doel bestendige oplossingen te vinden voor vreemdelingen zonder recht op verblijf of rijksopvang". Aan deze pilot kwam een einde door het besluit op 29 november 2024 van minister Faber van Asiel en Migratie om per 1 januari 2025 de financiële bijdrage aan de LVV stop te zetten en de samenwerkingsconvenanten met de vijf deelnemende gemeenten op te zeggen.
Nog voor dit formele besluit van de minister wilde de gemeente Amsterdam van 28 vreemdelingen hun deelname aan het LVV-traject en dus ook de opvang beëindigen. Zij kregen een sommatiebrief dat ze de opvanglocatie moesten verlaten. Tegen de 28 beëindigingen werd bezwaar en later beroep aangetekend.
Schending van mensenrechten
Rechtbank Amsterdam stelt vast dat het hier gaat om kwetsbare vreemdelingen, die niet voldoende zelfredzaam zijn om te kunnen voorzien in hun elementaire levensbehoeften zoals eten, wassen en beschikken over woonruimte. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de kans groot is dat het stoppen van de opvang zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van hun mentale en fysieke gezondheid en hun menselijke waardigheid. Dat is een schending van artikel 4 van het EU Handvest van de Grondrechten en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het verbod van folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. De minister moet nu per persoon kijken hoe het verder moet en tot die tijd mogen ze in de Amsterdamse opvang blijven, waarvoor de verantwoordelijke minister moet betalen.
VBL onvoldoende alternatief
De minister voerde aan dat betrokkenen zich in de Vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel kunnen melden voor opvang. Om toegang tot de VBL te krijgen moet iemand meewerken aan vertrek, maar volgens de minister mag die voorwaarde worden gesteld. Volgens de rechtbank is de VBL als het enige alternatief echter onvoldoende. De voorwaarde om mee te werken aan terugkeer mag in principe worden gesteld aan vreemdelingen aan wie opvang wordt verleend, maar niet in alle gevallen, bijvoorbeeld als iemand psychisch niet in staat is om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Er zal daarnaast dus ook, als vangnet, nog altijd een opvangvorm nodig zijn die onvoorwaardelijk is, omdat de landelijke overheid de plicht heeft ervoor te zorgen dat mensen niet in een onmenselijke situatie terechtkomen.
Changu-arrest EU Hof van Justitie
Een belangrijke rol bij deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam speelde het Changu–arrest van het Hof van Justitie van de EU van 12 september 2024. In dit arrest bepaalde het HvJEU dat een vreemdeling die na de afwijzing van zijn verblijfsaanvraag niet spoedig wordt uitgezet niet in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie terecht mag komen omdat diegene niet in aanmerking komt voor basale opvangvoorzieningen. Dat is in strijd met artikel 4 van het EU Handvest.
Meer rechtszaken
Dit is de eerste uitspraak van een rechtbank in een reeks van thans lopende procedures tegen de beëindiging van de LVV, als gevolg van het besluit van de minister om de financiële bijdrage van het Rijk aan de LVV per 1 januari 2025 te beëindigen. Diverse andere rechtbanken in Nederland zullen zich dus ook nog over deze kwestie buigen, en indien de minister of een vreemdeling in hoger beroep gaat, zal ook de Raad van State hierover nog moeten oordelen. Voorlopig zet deze uitspraak echter een streep door het beleid van de minister om de financiering van de LVV te beëindigen.
Meer informatie:
Een samenvatting van de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam is gepubliceerd op de site van de Rechtspraak
De volledige tekst van de uitspraak d.d. 26 mei 2025 van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, met zaaknrs AWB 23/9783 e.v., [ECLI:NL:RBDHA:2025:9288] (download pdf-bestand 11 pagina’s)
Lees ook:
17-10-24 EU Hof: recht op basisvoorzieningen voor kwetsbare onuitzetbare vreemdeling
24-12-24 Rechtbanken: beëindiging LVV mag niet leiden tot dakloosheid
17-02-25 Tien jaar BBB en LVV - een terugblik
10-11-14 Nederland schendt basisrecht op voedsel, kleding en onderdak
Expertisedossier Recht op Opvang