23 november 2022

Uitspraak Europees Hof over uitzetten zonder adequate pijnbestrijding

Uitspraak Europees Hof over uitzetten zonder adequate pijnbestrijding
De Grote Kamer van het Europese Hof van Justitie heeft op 22 november 2022 een belangrijk arrest gewezen in antwoord op prejudiciële vragen van de Rechtbank Den Haag omtrent het verwijderen van derdelanders die pijnbestrijding krijgen.


Een Russisch staatsburger, geboren in 1988, heeft op zijn zestiende een zeldzame vorm van bloedkanker ontwikkeld waarvoor hij momenteel in Nederland wordt behandeld. Onderdeel van zijn behandeling is het toedienen van medicinale cannabis met het oog op pijnbestrijding. Deze medische behandeling op basis van medicinale cannabis is in Rusland niet toegestaan. 

De Rus heeft in Nederland diverse medische procedures en asielprocedures doorlopen die telkens hebben geleid tot afwijzingen. In de laatste procedure in 2020 wordt aan hem een terugkeerbesluit opgelegd waartegen hij beroep instelt. Hij stelt dat hij zonder pijnbehandeling met medicinale cannabis geen menswaardig bestaan heeft; in Rusland is de cannabis niet verkrijgbaar. In dit verband betoogt hij dat hij recht heeft op een verblijfsvergunning of in ieder geval uitstel van de plicht om Nederland te verlaten. 

De Rechtbank Den Haag maakt uit informatie van de behandelend artsen op, dat zij het gebruik van medicinale cannabis zien als de enige adequate behandeling voor zijn pijn. De rechter wil weten of het Unierecht zich ertegen verzet dat in zo'n situatie een terugkeerbesluit wordt opgelegd of een verwijderingsmaatregel wordt vastgesteld. 

Intense pijn en menselijke waardigheid
Het Hof overweegt dat er geen plicht bestaat om derdelanders tegen elke toename van elke pijn te beschermen. Er moet sprake zijn van zwaarwegende en gegronde redenen om aan te nemen dat een derdelander in geval van terugkeer wordt blootgesteld aan een reëel risico dat zijn pijn snel, aanzienlijk en zonder mogelijkheid van herstel toeneemt. Volgens het Hof is daarvan sprake indien vaststaat dat de enige doeltreffende pijnbehandeling hem in het land van bestemming niet rechtmatig kan worden toegediend en dat het ontbreken van een dergelijke behandeling hem zou blootstellen aan een dermate intense pijn dat dit in strijd zou zijn met de menselijke waardigheid, aangezien dit hem ernstige en onomkeerbare psychische klachten zou kunnen bezorgen of hem zelfs zou kunnen aanzetten tot zelfmoord. Het Hof overweegt dat in een dergelijk geval geen terugkeerbesluit mag worden opgelegd. Het is in een dergelijk geval niet vereist een verblijfsvergunning toe te kennen. 

Drie maanden termijn
Interessant is verder nog dat de rechtbank Den Haag of de Nederlandse termijn van drie maanden door de beugel kan. Nederland heeft de vrij strenge toets dat alleen indien een medische noodsituatie binnen drie maanden optreedt bij terugkeer naar het land van herkomst, bescherming moet worden geboden. Het Hof gaat overweegt dat  een lidstaat geen strikte termijn mag vaststellen waarbinnen een dergelijke toename van de pijn moet intreden. Hoewel het Hof de drie maanden termijn alleen betrekt bij deze zaak over pijn, zou de overweging gevolgen kunnen hebben voor de wijze waarop Nederland omgaat met medische zaken en uitstel van de vertrekplicht. 

 

Meer informatie:
Het Perscommuniqué nr 189/22 d.d. 22 november 2022 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (download pdf-bestand)
De volledige tekst van het Arrest van het Hof in zaak nr C 69/21 op de website van het Hof