19 november 2020

Mag je asiel afwijzen als authentieke documenten niet getoetst kunnen worden?

Mag je asiel afwijzen als authentieke documenten niet getoetst kunnen worden?
Mag een asielaanvraag worden afgewezen omdat het Bureau Documenten van de IND niet beschikt over referentiemateriaal om de door de asielzoeker overlegde originele documenten op authenticiteit te toetsen? Daarover zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.


De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft, als hoogste Nederlandse beroepsinstantie in asielzaken, bepaald dat opvolgende asielaanvragen afgewezen kunnen worden, als een asielzoeker bij de herhaalde aanvraag originele documenten overlegt die niet op authenticiteit getoetst kunnen worden door het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De rechtbank Den Bosch heeft zich nu afgevraagd of een dergelijke afwijzing niet in strijd is met de EU Procedure- en Kwalificatierichtlijn. Om daarover duidelijkheid te krijgen heeft de rechtbank op 16 december 2019 zogenaamde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU.

Bij het beoordelen van een herhaald asielverzoek wordt het begrip 'nieuwe elementen en bevindingen' gehanteerd. Een van de vragen aan het EU-Hof is nu of in een opvolgend asielverzoek ingebrachte originele documenten waarvan de authenticiteit niet is vastgesteld categoriaal buiten beschouwing kunnen worden gelaten, met andere woorden niet als 'nieuw element of bevinding' hoeven te worden betrokken bij de beoordeling van het asielverzoek. 

Andere vragen zijn of het verenigbaar is met de Europese richtlijnen om onderscheid te maken tussen kopieën van documenten en originele (hoewel niet-verifieerbare) documenten, en of ook onderscheid gemaakt mag worden tussen documenten die bij het eerste en die bij een opvolgend asielverzoek worden ingediend.

Inmiddels heeft ook de rechtbank Arnhem recent een uitspraak in een tweetal opvolgende asielaanvragen waarin dezelfde kwestie speelt, in mei en september van dit jaar, aangehouden in afwachting van de antwoorden op deze prejudiciële vragen. 

Daarnaast zijn er ook uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, o.a. in een zaak tegen België uit 2016) dat kopieën van documenten in het kader van een opvolgende aanvraag beoordeeld moeten worden als een asielzoeker daarmee kan aantonen dat hij gevaar loopt in zijn land van herkomst.

Deze kwestie is van belang omdat volgens de nu geldende vaste jurisprudentie van de Raad van State een opvolgend asielverzoek niet inhoudelijk hoeft te worden beoordeeld, enkel en alleen omdat de ingebrachte documenten naar de vorm kopieën zijn of (volgens de IND) niet-verifieerbare originelen, ook als met de inhoud van de ingebrachte documenten kan worden aangetoond dat de asielzoeker wel degelijk gevaar loopt in het land van herkomst.

 

Meer informatie:

De tekst van de verwijzingsuitspraak van de Rechtbank Den Bosch d.d. 16 december 2019 met zaaknummer NL19.20920, waarin de rechtbank deze twee prejudiciële vragen stelt aan het EU Hof van Justitie:

  1. Is het door de beslissingsautoriteit van een lidstaat bepalen dat originele documenten nooit nieuwe elementen of bevindingen kunnen zijn indien de authenticiteit van deze documenten niet kan worden vastgesteld verenigbaar met artikel 40, lid 2, Procedurerichtlijn, in samenhang gelezen met artikel 4, lid 2, Kwalificatierichtlijn en artikelen 47 en 52 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie? Indien dit niet verenigbaar is, maakt het dan nog verschil als bij een volgend verzoek kopieën van documenten of documenten die afkomstig zijn uit een niet-objectief verifieerbare bron worden ingebracht door de verzoeker?
  2. Moet artikel 40 Procedurerichtlijn, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 2, Kwalificatierichtlijn, aldus worden uitgelegd dat het de beslissingsautoriteit van een lidstaat is toegestaan om bij de beoordeling van documenten en toekenning van bewijswaarde aan documenten onderscheid te maken tussen documenten die worden overgelegd bij een eerste verzoek en bij een volgend verzoek? Is het een lidstaat toegestaan om bij de overlegging van documenten bij een volgend verzoek geen verdere invulling meer te geven aan de samenwerkingsverplichting als de authenticiteit van die documenten niet kan worden vastgesteld?

De uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens d.d. 19 januari 2016 in de zaak M.D. en M.A. tegen België met zaaknummer 58689/12, waarin het Hof wel bewijswaarde toekent aan kopieën van documenten in een opvolgende aanvraag (download pdf-bestand 25 pagina’s, alleen Franstalig)

Lees ook: 
26-10-20  Strafbaarstelling vreemdeling met inreisverbod in strijd met EU-richtlijn
18-05-20  Europees Hof: langdurige staatloosheid strijdig met art 8 EVRM