29 juli 2014

Teleurstellende brief Teeven over naturalisatie van pardonners

Ter uitvoering van een aangenomen Kamermotie heeft staatssecretaris Teeven  overleg gehad met Vluchtelingenwerk Nederland over de knelpunten t.a.v. de naturalisatie van pardonners. In een brief aan de Tweede Kamer van 21 juli 2014 heeft hij zijn bevindingen over de gesprekken met VluchtelingenWerk uiteengezet. De uitkomst van deze gesprekken, en de wijze waarop de staatssecretaris ingaat op terecht gestelde en uiterst relevante vragen, zijn teleurstellend.

In juni 2007 hebben ongeveer 28.000 asielzoekers een zogenaamde pardonvergunning gekregen op grond van de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV). Na vijf jaar verblijf met een verblijfsvergunning kan een vreemdeling het Nederlanderschap aanvragen. Volgens de staatssecretaris hebben vanaf 15 juni 2012 ongeveer 6.000 personen met succes een verzoek tot naturalisatie ingediend. Volgens de staatssecretaris hebben 15.000 meerderjarige asielzoekers hun vergunning verlengd, waarmee hij wil aangeven dat deze 15.000 personen geen verzoek tot naturalisatie hebben ingediend. De staatssecretaris noemt echter niet dat er waarschijnlijk nog ongeveer ruim 6.000 minderjarigen bij deze meerderjarige pardonners horen, die ook niet kunnen naturaliseren. Uit de totaalaantallen blijkt dus dat tot op heden nog ongeveer 77% van de pardonners (noodgedwongen) hun vergunning hebben verlengd in plaats van naturalisatie te hebben aangevraagd.

Verder rept de staatssecretaris met geen woord over de tussentijdse aanscherping van het beleid. Ten tijde van het verlenen van de pardonvergunningen werd er nog rekening gehouden met de omstandigheden indien iemand geen paspoort kon verkrijgen ten behoeve van naturalisatie.  Dat de pardonstatus voor asielzoekers een reguliere verblijfsvergunning en geen asielvergunning betrof was toen dus niet zo'n probleem. Sinds juni 2009 zijn de eisen voor naturalisatie van reguliere vergunninghouders echter aanzienlijk verscherpt. Nu wordt er zeer strikt vastgehouden aan dit paspoortvereiste. Ook wordt om ons onbekende redenen geen aandacht besteed aan de omstandigheid dat, hoewel de pardonvergunning een reguliere vergunning is, alle betrokkenen een asielachtergrond hebben. Door deze achtergrond bestaan verschillende, uiterst relevante, bezwaren tegen het terugreizen naar het land van herkomst  om aldaar de betreffende documenten te proberen te verkrijgen. Los van het gevaar dat betrokkenen hierbij kunnen lopen, brengt dit ook veel kosten met zich mee voor betrokkenen die vaak van een minimaal inkomen moeten rondkomen. Alleen de leges voor naturalisatie bedraagt overigens al € 890 per persoon.

De staatssecretaris wijst in zijn brief als oplossing voor het probleem op de zogenaamde bewijsnood. Hiermee zouden betrokken personen voor wie het feitelijk onmogelijk is gebleken aan de vereiste stukken te komen een vrijstelling moeten kunnen krijgen. Deze theoretische oplossing biedt in de praktijk echter weinig houvast. Zo geeft de staatssecretaris bijv. wel vrijstelling van het overleggen van een geboorteakte voor Syriërs maar wordt er nog altijd wel vastgehouden aan het paspoortvereiste voor Syriërs. Ook als je voor het verkrijgen van een paspoort nog steeds je dienstplicht moet vervullen in Syrië, wordt er geen vrijstelling van dit paspoortvereiste gegeven. Het geldende beleid ten aanzien van bewijsnood is uitermate ondoorzichtig; het is niet te achterhalen wanneer de verrichte inspanningen wel voldoende worden bevonden, en ‘op goed geluk’ alsnog een aanvraag indienen is geen alternatief, omdat men bij afwijzing het hoge bedrag aan betaalde leges kwijt is.

Uit deze brief moet helaas geconstateerd worden dat de staatssecretaris geen enkele serieuze tegemoetkoming wil doen. De staatssecretaris stelt weliswaar letterlijk: “Het kabinet onderschrijft de zienswijze dat het positief is als mensen die zich hebben gevestigd in Nederland ook na verloop van tijd kiezen voor de Nederlandse nationaliteit”, maar hij weigert serieus te kijken naar de knelpunten die er zijn. Ook een ‘voorschouw’ door de IND, om voorafgaande aan de aanvraag vast te stellen of iemand genoeg heeft gedaan om aan documenten te komen, zou meer nadelen dan voordelen opleveren, en een verlaging van de leges is volgens de staatssecretaris niet mogelijk omdat de leges gebaseerd zouden zijn “op daadwerkelijk gemaakte kosten, waarbij gestreefd wordt naar kostendekkendheid”.

Staatssecretaris Teeven ziet geen reden om het beleid voor pardonners te versoepelen. “Hierbij is mede van belang dat de vreemdeling gedurende een periode van nu ruim zeven jaar in de gelegenheid is geweest de noodzakelijke documenten ter onderbouwing van identiteit en nationaliteit te verzamelen.” De feitelijke omstandigheid is dus dat ongeveer 77% van de pardonners na deze 7 jaar er klaarblijkelijk niet in zijn geslaagd de benodigde documenten te verkrijgen. Deze pardonners willen namelijk over het algemeen heel graag Nederlander worden om volledig in de Nederlandse samenleving te kunnen participeren, maar het lukt hen gewoon niet om een paspoort en/of geboorteakte te overleggen, danwel het benodigde geld (€ 890 leges per persoon + bijkomende kosten voor het verkrijgen van documenten) bij elkaar te krijgen voor naturalisatie. 

Als gevolg van het huidige beleid worden mensen die eerder in Nederland zijn verwelkomd dus blijvend belemmerd om volledig deel uit te maken van Nederlandse maatschappij. Zij blijven op deze manier geconfronteerd worden met hun 'marginale' positie, bijvoorbeeld bij het niet kunnen uitoefenen van bepaalde functies, het niet hebben van stemrecht, of het herhaaldelijk aan moeten vragen van visa voor reizen buiten het Schengengebied. 


Meer informatie:
De volledige brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer d.d. 21 juli 2014 (pdf-bestand, 6 pag's)

Lees ook:
07-01-14  Van alle pardonners kan 82% niet naturaliseren
15-02-12  Paspoortvereiste belemmert naturalisatie van pardonners