05 september 2025

Raad van State: discretionaire bevoegdheid van de minister bestaat nog

Raad van State: discretionaire bevoegdheid van de minister bestaat nog
De Raad van State heeft op 27 augustus 2025 uitgesproken dat de discretionaire bevoegdheid van de minister van Asiel en Migratie, om in schrijnende gevallen een verblijfsvergunning te verlenen, nog altijd bestaat.

Het kabinet Rutte-III had in mei 2019 deze bevoegdheid van de (toen nog) staatssecretaris voor asiel afgeschaft, als onderdeel van een politieke deal rondom het ‘kinderpardon’. Met een wijziging in het zogenoemde Vreemdelingenbesluit werd geregeld dat de discretionaire bevoegdheid bij de directeur-generaal van de IND kwam te liggen en bovendien dat deze beperkt werd tot de eerste asielprocedure. Schrijnende omstandigheden ontstaan echter in veel gevallen pas na een langdurig verblijf in Nederland en dus nadat de eerste asielprocedure al is afgewezen. Er wordt sindsdien dan ook heel weinig van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. 

Uitspraak Raad van State
De Raad van State geeft nu aan dat de discretionaire bevoegdheid een wettelijke bevoegdheid is, die niet met een algemene maatregel van bestuur (amvb) in het Vreemdelingenbesluit afgeschaft kan worden. Een bevoegdheid die bestaat op grond van hogere regelgeving, een wet, kan namelijk niet zomaar door lagere regelgeving, een amvb, worden ingeperkt. De wet zelf zou die mogelijkheid dan moeten bieden, maar dat doet de huidige Vreemdelingenwet niet. 
Deze uitspraak betekent dat ten onrechte ruim 5 jaar lang door de minister is volgehouden dat bijvoorbeeld burgemeesters, die geconfronteerd werden met schrijnende gevallen, geen verzoeken konden doen om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid. Hierdoor konden deze schrijnende gevallen in de afgelopen jaren nergens terecht.  

Reactie van de minister
In antwoord op de uitspraak van de Raad van State heeft de minister dezelfde dag al laten weten dat hij de bevoegdheid uit de politieke sfeer wil blijven houden en deze bevoegdheid daarom zal mandateren aan de directeur-generaal van de IND, maar dat hij uiteindelijk wel verantwoordelijk blijft. Wat de minister echter niet vermeldt is dat de discretionaire bevoegdheid niet langer beperkt kan blijven tot de eerste asielprocedure, maar er ook daarna nog een beroep op gedaan kan worden. Voor een dergelijke beperking van de discretionaire bevoegdheid is namelijk een wetswijziging nodig en die is niet zomaar gerealiseerd.
 

Meer informatie:
Een achtergrond-artikel op de website van de IND over de toets op schrijnendheid tijdens de eerste aanvraag
Het nieuwsbericht ‘Minister beschikt nog altijd over discretionaire bevoegdheid’ d.d. 27 aug 2025 op de website van de Raad van State
De volledige tekst van de uitspraak d.d. 27 augustus 2025 met zaaknummer 202302288/1/V1 [ECLI:NL:RVS:2025:4130] op de website van de Raad van State
De brief aan de Tweede Kamer van de minister van Asiel en Migratie d.d. 27 aug 2025 over de uitspraak van de Raad van State (download pdf-bestand)

Lees ook:
20-01-25  Een streep door het nieuwe beoordelingskader van de IND?