03 oktober 2017

DT&V laat vreemdelingen dubieuze verklaring tekenen

DT&V laat vreemdelingen dubieuze verklaring tekenen
De Dienst Terugkeer & Vertrek misbruikt zijn positie door vreemdelingen in het kader van een onderzoek naar toegankelijkheid van medische zorg een dubieuze verklaring omtrent hun paspoort te laten ondertekenen.


Door het stellen van een paspoortvereiste wordt het voor veel vreemdelingen met ernstige medische klachten onmogelijk gemaakt uitstel van vertrek aan te vragen. Het ondergraaft bovendien een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Jarenlang was het gangbare praktijk dat niet afdoende werd onderzocht of een vreemdeling met medische problemen na uitzetting naar het land van herkomst wel toegang zou kunnen krijgen tot de noodzakelijke medische zorg. Alleen het ‘ergens’ in dat land voorhanden zijn van een bepaald medicijn of een bepaalde behandeling of therapie was voldoende om tot uitzetting te kunnen overgaan. Of de benodigde medicatie of behandeling ook feitelijk toegankelijk was voor betrokkene werd niet relevant geacht bij de beoordeling van de aanvraag door de vreemdeling van ‘uitstel van vertrek op medische gronden’ (artikel 64 van de VreemdelingenWet 2000).

De Onderzoeksraad voor Veiligheid en de Nationale Ombudsman uitten hierop al eerder stevige kritiek. Zo schreef de Onderzoeksraad op 24 april 2014 in een rapport: 

"Om te voorkomen dat een vreemdeling in zijn land van herkomst/bestemming gezondheidsschade oploopt, ligt het in de rede om niet alleen de beschikbaarheid van medische zorg in dat land, maar ook de toegang tot die zorg te onderzoeken en te betrekken in de beslissing van de IND. Het toetsen van beschikbaarheid van medische zorg zonder daarbij de toegankelijkheid te betrekken biedt naar het oordeel van de Raad onvoldoende waarborgen voor de veiligheid van vreemdelingen."

Een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens d.d. 13 december 2016 (de zaak Paposhvili tegen België) moest een einde maken aan deze praktijk. Het Hof oordeelde dat de autoriteiten van het uitzettende land per geval moeten beoordelen of de medische zorg in het ontvangende land afdoende is om de specifieke medische behandeling te kunnen bieden èn in hoeverre de zorg feitelijk toegankelijk is voor de individuele vreemdeling:
The authorities must also consider the extent to which the individual in question will actually have access to this care and these facilities in the receiving State.”

Pas op 31 augustus 2017 (middels Vreemdelingencirculaire WBV 2017/8) heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het beleid gewijzigd om het in overeenstemming met de Paposhvili-uitspraak te brengen. Maar naar nu blijkt heeft de DT&V een manier bedacht om de uitvoering van de uitspraak van de Europese rechter te ondergraven. Van een vreemdeling die moet worden uitgezet, maar die medische problemen heeft, waardoor de Nederlandse autoriteiten de toegankelijkheid van medische zorg in het land van herkomst dienen te onderzoeken, wordt namelijk een verklaring geëist dat hij zijn “origineel paspoort zal geven aan de DT&V als de toegankelijkheid van mijn medische behandeling in mijn land van herkomst moet worden onderzocht.” Bovendien tekent de vreemdeling er dan voor dat hij “weet dat de DT&V niet kan beoordelen of mijn medische behandeling in mijn land van herkomst ontoegankelijk is als ik mijn origineel paspoort niet geef” en ten slotte dat hij “weet dat mijn aanvraag kan worden afgewezen als de DT&V niet kan beoordelen of mijn medische behandeling in mijn land van herkomst ontoegankelijk is.”

Met deze “Verklaring paspoort bij medische omstandigheden” worden twee zaken op onaanvaardbare wijze aan elkaar gekoppeld (het paspoort en het onderzoek naar toegankelijkheid van medische zorg) en wordt de vreemdeling feitelijk gechanteerd. Natuurlijk hoeft de DT&V geen origineel paspoort in zijn bezit te hebben, om het toegankelijkheidsonderzoek adequaat te kunnen uitvoeren; daar werd vóór het Paposhvili-arrest van het EHRM ook niet naar gevraagd. Maar de vreemdeling die hieraan niet wil meewerken riskeert het afwijzen van zijn aanvraag en kan als gevolg daarvan zonder enige voorziening op straat belanden. Bovendien zijn veel afgewezen asielzoekers niet in het bezit van een origineel paspoort of identiteitsbewijs, en door het verbinden van een paspoortvereiste aan het indienen van een art. 64 aanvraag wordt een aanzienlijk deel van deze vreemdelingen feitelijk afgesneden van de mogelijkheid een procedure voor uitstel van vertrek op medische gronden te voeren.

Ook staat de suggestie die door de ‘Verklaring paspoort bij medische omstandigheden’ wordt gewekt, dat de DT&V medische informatie beoordeelt, op gespannen voet met de eigen taakomschrijving. De DT&V beoordeelt immers niet wie in Nederland mag blijven; dat is voorbehouden aan de IND, op basis van advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). De vreemdeling die een verzoek om uitstel van vertrek volgens art. 64 wil indienen tekent alleen voor toestemming dat de medisch adviseur van de IND het medisch advies verstrekt aan “de ambtenaar van de DT&V die voor het treffen van medische voorzieningen voor, tijdens of na de uitzetting verantwoordelijk is”. Er is geen sprake van het beoordelen van medische informatie; daarvoor heeft de DT&V ook de kennis of expertise niet in huis.

 

Meer informatie:
Het formulier “Bijlage verklaring paspoort bij medische omstandigheden”
 
Artikel 64 VW 2000: Uitzetting blijft achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.

Lees ook:
12-01-17  EHRM: ook toegankelijkheid medische zorg moet worden onderzocht
31-03-15  Ombudsman: Bureau Medische Advisering onderzoekt onvoldoende