28 december 2016

VN Mensenrechtencomité: belangen kind eerste overweging

Het VN Comité voor Mensenrechten heeft eerder dit jaar een uitspraak gedaan over de belangen van kinderen in vreemdelingrechtelijke procedures en een uitzettingsbevel veroordeeld wegens onevenredige hardheid.


In deze zaak klaagt een Nigeriaanse vreemdeling over schending door Canada van verschillende rechten uit het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR), waaronder het recht op privé- en gezinsleven (art. 17), de bescherming van dat gezinsleven (art. 23) en de specifieke bescherming van minderjarige kinderen (art. 24).

 

De 7-jarige zoon van de vreemdelinge, in het bezit van de Canadese nationaliteit, lijdt naast ADHD aan verschillende klachten aan zijn hart en knieën, en in de procedure wordt aangevoerd dat er een reëel risico bestaat op onherstelbare schade omdat het onderwijs- en gezondheidszorgsysteem in Nigeria ernstig tekort schiet, in het bijzonder in gevallen van medische omstandigheden bij het kind.

 

Het VN Comité oordeelt echter niet alleen over deze zaak op zich; er wordt ook een breder beoordelingskader bevestigd waarbinnen alle landen die zijn aangesloten bij de onderhavige VN verdragen dienen te handelen. Het Comité is duidelijk over de volgorde van de belangen: 
[opmerking redactie: met author wordt in dit citaat de klagende Nigeriaanse vreemdelinge bedoeld en de State party is de aanduiding voor Canada]

 
7.10 The Committee recalls the principle that in all decisions affecting a child, the child’s best interests shall be a primary consideration. 
The Committee considers that the State party failed to give primary consideration to the best interests of the author’s child in the present case, and that, as a result, its interference with the author’s family life and the ensuing insufficient protection afforded to her family generated excessive hardship to the author and her son. The issuance of a removal order against the author faced the author with the choice of leaving her 7-year-old behind in Canada, or exposing him to a lack of the medical and educational support on which he was dependent.
No information has been provided to the Committee to indicate that the child had any alternative adult support network in Canada. It was thus foreseeable that the author would take her son back to Nigeria with her, with the consequence that he would be deprived of the socio-educational support he needed. Given the young age and special needs of the author’s son, both alternatives confronting the family — the son remaining alone in Canada or returning with the author to Nigeria — could not have been deemed to be in his best interests. (…)
In the light of all the circumstances of the present case, the Committee considers that the removal order issued against the author constituted disproportionate interference with the family life of both the author and her son, which cannot be justified in the light of the reasons invoked by the State party to remove the author to Nigeria.”
 

Volgens het Comité heeft Canada door onvoldoende rekening te houden met de specifieke omstandigheden van het Canadese kind afbreuk gedaan aan de mensenrechten zoals deze in verschillende VN-verdragen zijn vastgelegd. Het bevel tot uitzetting van de moeder naar Nigeria heeft, aldus het Comité, geleid tot een onevenredige aantasting van het gezinsleven, die niet kan worden gerechtvaardigd vanuit het belang van de Canadese staat om betrokkene uit het land te verwijderen.

 

Ook in Nederland worden ouders van kinderen met de Nederlandse nationaliteit veelvuldig voor de keuze gesteld om het kind achter te laten in Nederland (al dan niet bij de andere ouder) of het kind mee te nemen naar het land van herkomst. In Nederland, en binnen de Europese Unie, spelen daarbij ook nog Europese verdragen een rol, waarin is geregeld dat Europese burgers niet gedwongen mogen worden het grondgebied van de Unie te verlaten. Deze uitspraak van het VN-Comité kan ook in Nederlandse zaken worden gebruikt, in situaties wanneer de belangen van het kind ondergeschikt zijn gemaakt aan het belang van de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid.
 

Meer informatie:
De uitspraak van het VN-Comité voor Mensenrechten d.d. 15 juli 2016 (Engelstalig pdf-bestand, 15 pags)
 
De hierin genoemde artikelen van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (IVBPR, 19 dec 1966) luiden:
 
Artikel 17
1. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privé leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige aantasting van zijn eer en goede naam.
2. Een ieder heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting.
 
Artikel 23 lid 1
Het gezin vormt de natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij en heeft het recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.
 
Artikel 24 lid 1:
Elk kind heeft, zonder onderscheid naar ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom of geboorte, recht op die beschermende maatregelen van de zijde van het gezin waartoe het behoort, de gemeenschap en de Staat, waarop het in verband met zijn status van minderjarige recht heeft.

Het VN Mensenrechtencomité is belast met de handhaving van het IVBPR.
 
De belangen van kinderen zijn ook vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, 20 november 1989), waarvan artikel 3 (lid 1) luidt:
 
Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.

In Nederland is de Kinderombudsman de instantie die toeziet op de naleving van het IVRK.

 
Lees ook:
09-11-16  Advocaat-generaal EU-Hof: belang van kind voorop
28-01-16  Uitspraak EHRM over uitzetten gezinsleden met verschillende nationaliteit
10-03-11  Europees Hof: verblijfsrecht voor allochtone ouder met Europees kind