04 december 2014

Europees Hof kent wel bewijswaarde toe aan kopieën van documenten

Vermeende tegenstrijdigheden moeten in de context worden bezien. In Nederland wordt het standpunt ingenomen dat alleen oorspronkelijke documenten in asielprocedures bewijswaarde hebben. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde echter onlangs dat ook aan kopieën onder omstandigheden wel degelijk een zekere bewijswaarde toekomt.Ook op het punt van vermeende tegenstrijdigheden in door asielzoekers tijdens verschillende gehoren afgelegde verklaringen is het Europees Hof minder strikt dan de Nederlandse praktijk.

 In asielprocedures heeft de Nederlandse overheid altijd het standpunt ingenomen dat alleen oorspronkelijke documenten bewijswaarde hebben om bijvoorbeeld de identiteit van de vreemdeling aan te tonen. De reden hiervoor is dat in het geval van kopieën de verificatie op echtheid minder eenvoudig is dan bij de oorspronkelijke documenten. Voor het openen van nieuwe (asiel)zaken zijn nieuwe feiten of omstandigheden (zoals nieuwe bewijsmiddelen) vereist. In veel gevallen kan de vreemdeling echter niet aan de oorspronkelijke documenten komen en gebruikt hij kopieën die hij wel in bezit heeft (gekregen). De Raad van State heeft altijd de lijn gevolgd dat deze kopieën van documenten geen bewijswaarde hebben en als zodanig niet als nieuw feit of nieuw bewijsmiddel kunnen worden aangemerkt.


Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft op 18 november 2014 echter een andere kijk hierop gegeven. In deze uitspraak van een Iraanse asielzoeker tegen Zwitserland oordeelt het EHRM namelijk dat, onder omstandigheden, aan kopieën van originele documenten wel degelijk een zekere bewijswaarde toekomt: 
Furthermore, the Court does not agree with the Swiss Government that, merely because some of the documents were copies and on the ground of a generalised allegation that such documents could theoretically have been bought in Iran, the question of whether or not the applicant was able to prove that he would face treatment contrary to Article 3 of the Convention could be decided solely on the basis of the accounts he gave during the two interviews, without having regard to the documents submitted in support” (citaat uit overweging 62).

Hiernaast gaat het EHRM ook in op het bestaan van vermeende tegenstrijdigheden van verklaringen van vreemdelingen uit verschillende gehoren. Ook hierin is de Nederlandse asielprocedure erg strikt. Het Europees Hof is echter van mening dat deze verklaringen moeten worden bezien in de context van het gehoor zelf. Relevant is of er sprake is van een uitgebreid gehoor waarin alle aspecten van het asielverhaal aan de orde komen of dat er slechts een beknopt verhoor heeft plaatsgevonden (overweging 60: “the applicant was questioned in only a cursory way”). Dergelijke omstandigheden moeten worden meegenomen in de beoordeling van mogelijke tegenstrijdigheden, zodat het enkele bestaan van een vermeende tegenstrijdigheid op zichzelf niet zo snel een reden voor een algehele afwijzing mag zijn. In bovengenoemde zaak verstreek er bijvoorbeeld een aanzienlijke periode tussen een eerste, summiere verhoor onmiddellijk na aankomst in Zwitserland en een veel gedetailleerder interview, dat plaatsvond meer dan twee jaar nadat de asielzoeker zijn land van herkomst had verlaten.

Op grond van bovenstaande uitspraak van het Europees Hof kan dus geconcludeerd worden dat Nederland jarenlang ten onrechte asielaanvragen waarin kopieën van documenten werden overlegd, heeft afgewezen. Ook vermeende tegenstrijdigheden worden asielzoekers al heel snel tegengeworpen, zonder dat er belang gehecht wordt aan de context waarin de vermeende tegenstrijdige uitspraken zijn gedaan.


Meer informatie:
De uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake M.A. uit Iran tegen Zwitserland, d.d. 18 nov 2014, zaaknr 52589/13 (download pdf-bestand, Engelstalig, 33 pag’s)