15 mei 2012

Paspoortvereiste belemmert naturalisatie van pardonners

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blokkeert de naturalisatie van pardonners, door te weigeren vrijstelling te verlenen van het vereiste een geldig paspoort en een gelegaliseerde geboorteakte te overleggen om tot Nederlander genaturaliseerd te kunnen worden.


Toenmalig minister Donner schreef in een brief d.d. 7 december 2011 dat vreemdelingen die een ‘pardonvergunning’ hebben geen vrijstelling krijgen omdat het zou gaan om de ‘normale’ vereisten voor naturalisatie van vreemdelingen. Van de regel dat een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde geboorteakte moet worden overlegd, kan wel worden afgeweken in die gevallen waarin sprake is van bewijsnood, maar volgens de minister is daarvoor slechts reden in een uitzonderlijk geval.

De groep waar het hier om gaat wordt gevormd door de ongeveer 28.000 langdurig in ons land verblijvende vreemdelingen die per 15 juni 2007 ambtshalve een status kregen in het kader van het ‘generaal pardon’ (officieel: de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet, oftewel RANOV). De status die zij kregen was een reguliere en geen asielstatus, zo werd door de politiek destijds bepaald; dit ondanks het feit dat je ooit een asielaanvraag moest hebben ingediend om voor een pardon-vergunning in aanmerking te kunnen komen. En het soort status is relevant, omdat  asielzoekers met een asielstatus in het kader van hun naturalisatie namelijk géén paspoort en gelegaliseerde geboorteakte hoeven te overleggen.

Een aantal aanvragers heeft zelfs hun nog lopende asielprocedure ingetrokken, omdat ze liever kozen voor de zekerheid van een status in plaats van mogelijk nog jarenlang durende onzekerheid over de afloop van hun asielprocedure. Het is echter heel goed mogelijk dat een deel van de pardonners uiteindelijk een asielstatus zou hebben gekregen als hun procedure tot het einde toe gevolgd zou zijn!

Niettemin worden zij nu, vijf jaar later, gedwarsboomd als zij het Nederlanderschap proberen te verwerven met alle daarbijhorende rechten, zoals actief en passief kiesrecht. Het argument dat daarvoor wordt gebruikt is dat men “wil voorkomen dat naturalisatie tot Nederlander plaatsvindt op onjuiste persoonsgegevens en/of nationaliteit.” De vreemdeling is “gedurende een periode van vijf jaar in de gelegenheid geweest de noodzakelijke documenten ter onderbouwing van identiteit en nationaliteit te verzamelen”, zo schrijft de minister in zijn brief. Daarmee gaat de minister echter volledig voorbij aan het gegeven dat de eisen voor naturalisatie pas in 2009, dus twee jaar ná het pardon, zijn verscherpt. Niemand van de pardonners kon dus in 2007 weten welke eisen later aan naturalisatie gesteld zouden gaan worden. Sterker nog, bij het opstellen van de pardonregeling is er bewust voor gekozen om vreemdelingen vrij te stellen van het vereiste een paspoort of ander identiteitsdocument te overleggen, om een grote hoeveelheid ‘buiten-schuld’ procedures te voorkomen. Daarom heeft de IND van veel vreemdelingen ‘bewijsnood’ aangenomen en konden zij volstaan met een schriftelijke verklaring omtrent hun identiteit. Deze bewijsnood verjaart natuurlijk niet; vijf jaar later is het alleen nog maar moeilijker geworden om aan een paspoort of geboorteakte uit het land van herkomst te komen.  Op het moment dat vreemdelingen voor het generaal pardon in aanmerking kwamen verbleven zij al meer dan 6 jaar in Nederland. Sommigen zijn nu inmiddels meer dan 20 jaar in Nederland…

Kamerlid Hans Spekman (PvdA) heeft over de opstelling van minister Donner schriftelijke vragen gesteld. Uit de antwoorden van mevrouw Spies, die ondertussen de heer Donner is opgevolgd als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, blijkt dat zij het geen onredelijke voorwaarde vindt dat pardonners contact moeten opnemen met de autoriteiten van het land waaruit ze ooit gevlucht zijn, om documenten te verkrijgen. De minister schrijft zelfs, volkomen bezijden de waarheid: “Ten aanzien van houders van een Ranov-vergunning is destijds vastgesteld dat zij niet in aanmerking komen voor asielrechtelijke bescherming van de Nederlandse overheid”. Zie de uitleg hierboven over het vrijwillig intrekken van lopende asielprocedures, waardoor in een aantal zaken dus nooit in rechte is vastgesteld dat betrokkene geen recht had op een asielstatus!

Het ministerie adviseert vreemdelingen die het Nederlanderschap willen verwerven dat ze contact opnemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van hun land van herkomst. “Indien gesteld wordt dat een ambassade niet meewerkt, moet dit met objectief verifieerbare bewijsstukken onderbouwd worden. Bovendien moet worden aangetoond dat er een serieuze poging is ondernomen om via andere kanalen, zoals een familielid, gemeentelijke of kerkelijke instantie of school in het land van herkomst, alsnog de documenten te verkrijgen.”

Met andere woorden: vijf jaar nadat uitdrukkelijk was gekozen voor de mogelijkheid van statusverlening op basis van een eigen verklaring van identiteit, moeten er nu in het kader van naturalisatie alsnog allerlei ‘buiten-schuld-achtige’ procedures gevoerd gaan worden, die gepaard zullen gaan met onnodig hoge kosten en belasting van het ambtelijk en juridisch apparaat? En hoe verhoudt de uitsluiting van een grote groep vreemdelingen van hun burgerrechten zich tot de wens van de regering dat alle vreemdelingen moeten inburgeren en volledig meedoen in de samenleving? Men wil toch juist dat iedereen exclusief kiest voor de Nederlandse nationaliteit? En welke gevolgen heeft dit halsstarrige beleid voor de kinderen van deze vreemdelingen? Hoe lang wil men hen tegenwerpen dat hun ouders niet in staat zijn (geweest) de vereiste documenten te overleggen om voor volledig burgerschap in aanmerking te komen?

Op 15 maart 2012 werd over deze kwestie in de Tweede Kamer gedebatteerd met de minister voor Immigratie en Asiel, dhr Leers. En ook hij bezondigde zich aan een onjuiste voorstelling van zaken. In antwoord op de vraag van het kamerlid Recourt (PvdA)  waarom deze groep “die dolgraag Nederlander willen worden, terwijl wij hen dat onthouden omdat het praktisch niet mogelijk is om te voldoen aan de eis”, zei de minister in het debat letterlijk:
In de eerste plaats betreft het hier een groep die in ieder geval niet door de asielprocedure is heengekomen. Het betreft dus mensen die niet voor niets hebben gebruikgemaakt van de pardonregeling. Waren zij wel overtuigend geweest in hun asielverhaal, om wat voor reden dan ook, dan hadden zij een asielvergunning gekregen. Die hebben zij echter niet gekregen; daarom hebben zij gebruikgemaakt van de reguliere procedure via het pardon.” Alleen ten aanzien van Somaliërs, waarvoor geldt “dat de autoriteit van het land van herkomst niet langer bestaat” wil de minister bewijsnood aannemen. Zie ook de circulaire van het ministerie van BZK d.d. 27 aug 2007, waarin bewijsnood werd aangenomen voor asielzoekers die aan 'identiteitsherstel' deden in het kader van de pardonregeling (geciteerd in de onderstaande brief van het LOGO van 27 feb 2012). 

Nog een opmerking van minister Leers tijdens het debat van 15 maart verdient vermelding:  “Ik onderstreep nog eens dubbel dat wij willen voorkomen dat mensen op een oneigenlijke manier een strafrechtelijk verleden of eventuele oorlogsmisdaden wegwassen door via een andere identiteit te naturaliseren”. Juist daarvoor was onderdeel van de uitvoering van de pardonregeling een zeer uitgebreide screening op allerlei contra-indicaties, zoals criminele antecedenten. Het is dan ook weinig kies op deze manier vijf jaar later nog eens de suggestie van vermeende misdaden boven de markt te laten zweven.

Tijdens het debat werden twee moties ingediend, die vroegen om respectievelijk een vrijstelling van het paspoortvereiste bij naturalisatie “indien tijdens de asielprocedure door de IND niet aan de identiteit en herkomst is getwijfeld” en een “versoepeling van het regime voor het aannemen van bewijsnood”;  beide moties werden verworpen. Het zal dus afhangen van de Kamer na de verkiezingen of er eindelijk echt zal worden afgerekend met de erfenis uit het verleden. Voor veel pardonners rest voorlopig niets anders dan af te wachten of de politiek voor 15 juni 2013 (als de geldigheid van hun huidige reguliere vergunning afloopt) met een oplossing komt.


Meer informatie:
De Kamerbrief van minister Donner d.d. 7 dec 2011
De antwoorden gegeven door minister Spies (BZK) d.d. 30 jan 2012 op schriftelijke vragen van het Kamerlid Spekman d.d. 15 dec 2011
De brief van het LOGO aan de algemene commissie voor Immigratie en Asiel d.d. 27 feb 2012 (waarin naast de 1F-problematiek ook aandacht wordt gevraagd voor de naturalisatie-eisen voor houders van een pardonvergunning)
Stenografisch verslag van het Kamerdebat van 15 maart 2012

Nieuw: De IND-brochure 'veelgestelde vragen over naturalisatie voor houders van een Ranov-verblijfsvergunning' d.d. 19 juni 2012 (pdf-bestand, 7 pag's)

Zie voor meer informatie over het 'Generaal Pardon' ook het tentoonstellingspaneel 'Generaal Pardon 2003-2007' 
(NB: dit is een groot pdf-bestand van 4,4 MB).