20 juli 2010

Hoge Raad verwerpt beroep tegen legesverhogingen

Op 9 juli 2010 heeft de Hoge Raad het beroep van de Werkgroep Tegen de Legesverhogingen verworpen. Deze werkgroep had de overheid verzocht om een aantal buitensporige verhogingen van leges ongedaan te maken. Nederland vraagt namelijk verreweg de hoogste legesbedragen van heel Europa.


De Werkgroep Tegen de Legesverhogingen bestaat uit een twintigtal organisaties die zich bezighouden met vreemdelingen en/of asielzoekers, waaronder ook INLIA.

De Hoge Raad verwierp in haar arrest het beroep van de werkgroep, omdat de betrokken organisaties geen eigen belang hebben bij het ongedaan maken van de legesverhoging, maar slechts de belangen bundelen van individuele vreemdelingen. Die kunnen echter zelf bij de vreemdelingenrechter een rechtsmiddel aanwenden en om die reden is de werkgroep bij de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad merkte als ‘troost’ nog wel op dat “de vreemdelingenorganisaties daarbij de betrokken vreemdeling kunnen voorzien van alle argumenten die daartoe dienstig zijn”. De enkele bundeling van belangen kan er volgens de Hoge Raad echter niet toe leiden dat de weg naar de burgerlijke rechter voor de betreffende organisaties open komt te staan.

Het is spijtig dat de Hoge Raad door de niet-ontvankelijkheidsverklaring niet is toegekomen aan een inhoudelijke toetsing van eerdere uitspraken van lagere rechters (de rechtbank en het gerechtshof). Het oordeel van de Hoge Raad lijkt mede ingegeven door de jurisprudentie van de vreemdelingenrechter op dit punt van de laatste anderhalf jaar. Daaruit blijkt dat tegen het in rekening brengen van leges op zichzelf geen rechtsmiddel kan worden aangewend, maar dat dit wel mogelijk is tegen de beschikking op een aanvraag, ook indien de beschikking inwilligend is. Een dergelijk besluit is impliciet namelijk ook een beschikking ten aanzien van de legesheffing, ook indien er in dat besluit niets over de legesheffing wordt overwogen (zie uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ABRvS 10 maart 2009, LJN nr BH8574 en ABRvS 29 april 2009, LJN nr BI4040).


 

Nadere toelichting op het begrip ‘leges’:

Leges zijn de geldbedragen die een vreemdeling dient te betalen om een reguliere verblijfsvergunning of het Nederlanderschap aan te kunnen vragen. Het gaat dus niet om asielverzoeken. Voor verblijf bij familie of gezin geldt bijv. een tarief van € 830,- en nog eens € 188,- per meereizend gezinslid. Om hier te mogen studeren (voortgezet, mbo en hoger onderwijs) of werken (als zelfstandig ondernemer of in loondienst) moet € 433,- worden betaald.

Sinds 2002 zijn onder verantwoordelijkheid van minister Verdonk de tarieven voor het aanvragen en verlengen van verblijfsvergunningen in Nederland met 300% tot wel meer dan 1100% gestegen, waarbij als argument werd gehanteerd dat de leges ‘kostendekkend’ zouden moeten zijn.

Alleen voor Turkse onderdanen die een reguliere verblijfsvergunning aanvragen geldt een lager tarief van € 41,-, op basis van een Associatieverdrag tussen de Europese Gemeenschap en Turkije. Dit is het gevolg van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie (17 september 2009).

In andere Europese landen geldt voor bovengenoemde vergunningen een tarief van hoogstens enkele tientallen Euro’s.


Meer informatie:
Het arrest is onder LJN nummer BM2314 te vinden op www.rechtspraak.nl.

Wilt u dat INLIA de overheid kritisch kan blijven volgen, maak dan uw bijdrage over door hier te klikken.