16 juli 2013

Vestigingsalternatief voor christenen in Noord-Irak?

Vestigingsalternatief voor christenen in Noord-Irak?
Op 27 juni 2013 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak gedaan in een zaak van een Irakees christelijk gezin tegen Zweden. Volgens het Hof is er voor Irakese christenen een vestigingsalternatief in Noord-Irak.

Ondanks de stelling dat de mate van geweld tegen christenen in Irak hoog blijft (buiten de Koerdische gebieden), is volgens het Europees Hof de algemene situatie in Irak niet zo slecht dat de aanwezigheid van een vreemdeling op zichzelf een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens betekent. Volgens het Europees Hof hebben Irakese christenen, hoewel ze tot een kwetsbare minderheidsgroep behoren, op dit moment echter een vestigingsalternatief in de gebieden van de Kurdish Regional Government (KRG). Deze regio wordt volgens het Hof over het algemeen als veilig voor christenen beschouwd. Op basis van UNHCR-rapportages zou er ook sprake van zijn dat er voor christenen geen belemmeringen worden opgeworpen bij het verkrijgen van toegang tot deze regio, christenen zouden hierbij zelfs een voorkeursbehandeling ontvangen.

In een zogenaamde ‘dissenting opinion' hebben twee rechters van het Europees Hof echter ook enkele kritische kanttekeningen bij deze uitspraak geplaatst. Zo is het allerminst zeker dat de route vanuit Centraal-Irak naar het gestelde vestigingsalternatief in de Koerdische gebieden veilig is; bovendien bestaan er geen officiële regels over toegang tot dit gebied, dus de stelling dat christenen zonder meer toegang zullen krijgen is niet zonder nader onderzoek te handhaven.

In het huidige Nederlandse beleid wordt op dit moment nog geen vestigingsalternatief tegengeworpen: “De IND neemt ten aanzien van Iraakse vreemdelingen geen vlucht- en vestigingsalternatief aan binnen Irak.” Verder worden christenen aangemerkt als zijnde een kwetsbare minderheidsgroep waarvoor het niet aannemelijk is dat zij de bescherming van Irakese autoriteiten of internationale organisaties kunnen verkrijgen. Het is nog niet te voorzien of en op welke wijze deze uitspraak van het Europees Hof invloed zal hebben op het Nederlandse beleid.

Overigens is de situatie op dit moment zo dat Irak nog steeds niet meewerkt aan gedwongen uitzettingen. Het is staatssecretaris Teeven tijdens een recent bliksembezoek aan Irak niet gelukt om verdergaande afspraken met de Irakese overheid te maken over het terugnemen van Irakezen die niet zelfstandig willen terugkeren. Zoals bekend heeft de Irakese overheid grote moeite om het geweld in met name Centraal-Irak te controleren en verblijven nog altijd duizenden Irakezen als vluchteling in derde landen.

Uit recente cijfers van de Nederlandse vestiging van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) blijkt dat het aantal vrijwillig teruggekeerde Irakezen in het eerste halfjaar van 2013 sterk is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. De teller staat halverwege dit jaar op 140, terwijl in 2011 nog 825 en in 2012 nog 515 Irakezen vrijwillig terugkeerden met hulp van de IOM.

Op de Ranglijst Christenvervolging 2012 van de organisatie Open Doors is Irak gestegen van de 9e naar de 4e plaats. In Irak zijn van de 1,5 miljoen christenen sinds de Amerikaanse invasie en de val van Saddam Hoessein in 2003 nog 2 tot 300.000 over, waarvan het grootste deel verblijft in het noorden van het land.


Meer informatie:
De uitspraak van het EHRM van 27 juni 2013 (download Engelstalig pdf-bestand, 38 pag’s)
De UNHCR 'Eligibility Guidelines for Assessing the International Protection Needs of Asylum-Seekers from Iraq' d.d. 31 mei 2012 (link naar Engelstalig pdf-bestand) - zie met name de pagina's 27-29.
Het landenoverzicht 'vrijwillig vertrek 2009-heden' op de site van IOM-Nederland
De informatie over Irak op de site van Open Doors

Lees ook:
11-04-13  Pakistaanse christenen: hoe groot is het risico?