31 maart 2009

Uitzettingspraktijk naar Somalië op rechtmatigheid getoetst

Op 1 april aanstaande heeft de Vaste Commissie voor Justitie in de Tweede Kamer een Algemeen Overleg met Staatssecretaris Albayrak. Op de agenda staat o.a. de “afhandeling brief aan Stichting INLIA over uitzettingen naar Somalië d.d. 27/10/2008”.

Als toelichting onzerzijds het volgende. In 2006 diende de Stichting INLIA bij de IND een klacht in tegen het feit dat de IND vreemdelingen uitzette naar Somalië met behulp van een particulier Zuid-Afrikaans bedrijf genaamd Snyman & Migliori International (SMI). Naar aanleiding van deze klacht en naar aanleiding van kamervragen van het kamerlid De Wit van de SP hierover, besloot de IND over te gaan tot een onderzoek, welke door de IND zelf (!) werd verricht. Het onderzoek is in oktober 2008 afgerond, en INLIA en de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer ontvingen antwoord van de IND op de klacht en een afschrift van het rapport van het onderzoek.

Stichting INLIA diende dus een klacht in tegen het feit dat de IND in 2003 en 2004 vreemdelingen uitzette naar Somalië met behulp van SMI, een particuliere Zuid-Afrikaanse firma uit Johannesburg. Het lukte de Nederlandse overheid in die jaren zelf niet om vreemdelingen naar Somalië uit te zetten omdat er geen centrale autoriteiten zijn in Somalië die rechtsgeldige reisdocumenten kunnen afgeven. In de Vreemdelingencirculaire wordt ten aanzien van identiteitsdocumenten uit Somalië dan ook aangegeven, dat deze documenten niet betrouwbaar worden geacht. Wel is het algemeen bekend en in de praktijk aangetoond dat men tegen betaling eenvoudig aan niet- rechtsgeldige Somalische paspoorten kan komen. Ook de particuliere organisatie SMI lukte het in deze tijd om aan reisdocumenten te komen ten behoeve van de uitzetting van Somaliërs. Onder andere omdat er ook andere westerse landen waren die gebruik maakten van de diensten van SMI en omdat de IND een grote druk voelde om uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers uit te zetten, ging men over tot samenwerking met deze organisatie.

Over de herkomst van de reisdocumenten die SMI ten behoeve van de uitzetting regelde werden door de IND geen vragen gesteld. Ook heeft de IND zichzelf niet uit eigener beweging afgevraagd of het überhaupt gerechtigd was om cruciale handelingen in het kader van een uitzetting uit te besteden c.q. over te dragen aan een particulier bedrijf.

Uiteindelijk lukte het SMI in de periode oktober 2002 tot en met juli 2004 om op deze wijze 37 Somalische vreemdelingen via Nairobi (Kenia) uit te zetten, zo meldt het IND-onderzoeksrapport. Aangezien men na uitzetting niets meer terug hoorde van de betreffende Somalische asielzoekers, en ook SMI aangaf van de luchtvaartmaatschappij te hebben vernomen dat er geen complicaties waren bij aankomst in Somalië, ging de IND er van uit dat de uitzetting op de juiste wijze had plaats gevonden, en dus (!) dat het ook gerechtigd was Somalische vreemdelingen op deze wijze uit te zetten. Het rapport concludeert dan ook dat de uitzettingen op de juiste wijze hebben plaatsgevonden en binnen de daarvoor geldende juridische kaders vallen.

Het mag duidelijk zijn dat INLIA deze wijze van uitzetting onjuist en onrechtmatig vindt. Daarom gaat INLIA dan ook een klacht indienen bij de Nationale Ombudsman over het handelen van de IND in deze.  

Al in april 2004 heeft INLIA een beroep gedaan op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) om de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te dwingen openbaar te maken hoe het mogelijk was dat uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers in 2003 werden uitgezet naar hun land van herkomst met nieuwe paspoorten. Dat was namelijk opmerkelijk, omdat er in het door burgeroorlogen verscheurde Somalië al vele jaren geen centraal gezag meer bestond dat paspoorten kan afgeven. Dit verzoek is echter door de minister, daarna door de Rechtbank en in hoger beroep door de Raad van State (uitspraak d.d. 15/11/06) afgewezen. Wij schreven eerder dat INLIA in deze fundamentele kwestie geen genoegen kan nemen met de uitspraak van de Rechtbank en de Raad van State. De De WOB heeft nu juist als doel te waarborgen dat het handelen van een bestuursorgaan van de overheid openbaar is, opdat er democratische controle op kan worden uitgeoefend. Volgens de redenering van de RB en de RvS staat de weg open voor de IND om haar wettelijke bevoegdheden in het kader van uitzettingsprocedures naar believen uit te besteden aan private tussenpersonen of organisaties, waarop dan vervolgens geen enkele controle meer uitgeoefend kan worden. Het lijkt ons hoog tijd dat daarover in de Tweede Kamer, hèt democratisch orgaan bij uitstek dat het handelen van de overheid dient te controleren, gesproken gaat worden.


Meer informatie in ons Dossier Somalië