29 oktober 2013

Rb Arnhem: onderscheid bekeerlingen en andere christenen in Irak

De Rechtbank Arnhem heeft geoordeeld dat de staatssecretaris in beslissingen ten aanzien van tot het christendom bekeerde Irakese asielzoekers rekening moet houden met een groter risico bij terugkeer en zich niet mag beperken tot de algemene veiligheidssituatie voor christenen in Irak.

Het zal genoegzaam bekend zijn dat asielzoekers die zich in Nederland van de islam tot het christendom bekeren bij terugkeer naar hun land van herkomst in grote problemen kunnen raken. Ten aanzien van Iran heeft de Nederlandse overheid naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 september 2012 *) haar beleid al aan moeten passen. In deze uitspraak is onder meer geoordeeld dat een overheid geen terughoudendheid mag eisen van bekeerlingen die terugkeren naar hun land van herkomst bij het in de praktijk brengen van hun geloofsovertuiging.

Dit probleem beperkt zich helaas niet tot alleen Iran; ook in landen als Irak en Afghanistan lopen bekeerde christenen, die als gevolg van hun bekering als afvalligen worden gezien, gevaar als zij openlijk hun geloof belijden door bijvoorbeeld naar een kerk te gaan of bekeringsactiviteiten uit te voeren. De Rechtbank Arnhem heeft op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in de zaak van een Irakese asielzoeker, waarin deze problematiek nogmaals aan de orde kwam.

In deze zaak is de staatssecretaris van mening dat een in Nederland bekeerde Irakese asielzoeker geen bijzonder gevaar loopt bij terugkeer. Christenen worden in Irak weliswaar aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep, maar er zijn in deze zaak te weinig aanwijzingen dat deze vreemdeling persoonlijk gevaar loopt bij terugkeer. Verder ziet de staatssecretaris geen aanleiding om onderscheid te maken tussen tot het christendom bekeerde moslims en andere christenen. Uit het algemeen ambtsbericht inzake Irak van de minister van Buitenlandse Zaken (november 2011) volgt dat er geen sprake zou zijn van systematische vervolging van bekeerde christenen en dat christenen als zodanig geen gevaar lopen bij terugkeer. Hieruit zou volgen dat er geen reden voor deze asielzoekster is om terughoudend te zijn bij de uitoefening van haar geloof.

Bij het toewijzen van de gevraagde voorlopige voorziening (3 mei 2013) heeft de voorzieningenrechter al geoordeeld “dat de situatie van tot het Christendom bekeerde moslims niet gelijk te stellen is aan die van andere christenen”. Op basis van onder andere het ambtsbericht en informatie van de UNHCR en een rapport van het US State Department komt de rechtbank nu tot de conclusie dat de situatie voor bekeerde christenen in Irak inderdaad gevaarlijk is. In Irak heerst “een algemeen klimaat van intolerantie jegens moslims die zich tot het Christendom bekeren. Zij lopen een grote kans op marginalisatie of om het slachtoffer te worden van geweld vanuit de gemeenschap, de eigen familie of door overheidsfunctionarissen.” Dit geldt voor geheel Irak, ook voor de noordelijke Kurdistan Regional Government-regio waar veel christenen hun toevlucht hebben gezocht.

De rechtbank is het dan ook oneens met de uitleg van de staatssecretaris en oordeelt dat het ambtsbericht wel degelijk onderscheid maakt tussen tot het christendom bekeerde moslims en andere christenen; het ambtsbericht gaat zelfs specifiek in op deze groep bekeerlingen. Naast de eerder genoemde informatie van de UNHCR en het US State Department leidt dit de rechtbank tot de conclusie dat bekeerde christenen wel degelijk in een wezenlijk andere situatie verkeren waar de staatssecretaris in zijn besluitvorming dan ook rekening mee dient te houden: “Het ambtsbericht vormt immers op zichzelf reeds aanleiding voor de conclusie dat er verschil is tussen de situatie van tot het christendom bekeerde moslims in Irak en andere christenen in Irak. Nu verweerder [d.w.z. de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie] dit onderscheid niet heeft onderkend is er sprake van een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.”

Deze uitspraak betekent dat in zaken van Irakese bekeerlingen de staatssecretaris gemotiveerd in moet gaan op de specifieke situatie van bekeerde christenen in Irak. Het is niet voldoende dat hij zich in de beoordeling beperkt tot de algemene veiligheidssituatie voor christenen, maar hij moet hierin ook meewegen dat bekeerde christenen een groter risico lopen bij terugkeer.


*)  Het EU Hof van Justitie deed als volgt uitspraak over de interpretatie van de EU Richtlijn 2004/83/EG ('minimum-normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft') in een zaak van Pakistaanse christenen tegen Duitsland:

“…wanneer vaststaat dat de betrokkene bij zijn terugkeer naar zijn land van herkomst op grond van een godsdienstige praktijk een daadwerkelijk gevaar van vervolging loopt, [moet] hem overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn de vluchtelingenstatus worden verleend. Dat hij het gevaar uit de weg kan gaan door af te zien van bepaalde godsdienstige handelingen is, in beginsel, niet relevant.”
(…)
“… de richtlijn [moet] aldus worden uitgelegd dat de vrees voor vervolging van de verzoeker gegrond is zodra de bevoegde autoriteiten, gelet op diens persoonlijke situatie, van oordeel zijn dat in redelijkheid kan worden aangenomen dat hij bij terugkeer in zijn land van herkomst godsdienstige handelingen zal verrichten die hem blootstellen aan een werkelijk gevaar van vervolging. Bij de individuele beoordeling van een verzoek strekkende tot het verkrijgen van de vluchtelingenstatus mogen die autoriteiten van de asielzoeker redelijkerwijs niet verwachten dat hij van deze godsdienstige handelingen afziet.”
(paragraaf 79 en 80 op blz 17)


Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank Arnhem d.d. 3 oktober 2013 (pdf-bestand, 6 pag's)
De uitspraak van het EU Hof van Justitie te Luxemburg d.d. 5 september 2012 (pdf-bestand, 18 pag's)

Lees ook:
20-09-13  EHRM: actieve Koptische christenen lopen gevaar in Egypte
16-07-13  Vestigingsalternatief voor christenen in Noord-Irak?
11-05-12  EH HvJ over betekenis godsdienstvrijheid in asielprocedure
13-03-12  Opmerkelijke uitspraken in zaken van Iraanse bekeerlingen