15 januari 2014

Raad van State: dubbel procederen bij licht inreisverbod niet nodig

Een asielzoeker aan wie een zogenaamd licht inreisverbod is opgelegd en die een nieuw asielverzoek wil doen, hoeft niet meer eerst apart tegen dat inreisverbod te procederen voordat het asielverzoek in behandeling kan worden genomen. Dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 19 december 2013, die een einde maakt aan de noodzaak van ‘dubbel procederen’ in deze gevallen..

De Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) heeft op 19 december 2013 een uitspraak gedaan waarin ingegaan wordt op de mogelijkheden om beroep in te stellen tegen een afwijzende beslissing op een herhaald asielverzoek, terwijl er ten aanzien van de vreemdeling een inreisverbod geldt. Een inreisverbod is een maatregel uit het Europees recht die in de plaats van de Nederlandse ongewenstverklaring is gekomen. Asielzoekers met zo'n ongewenstverklaring moesten van de Raad van State eerst over de opheffing van de ongewenstverklaring procederen, alvorens zij een nieuwe verblijfsaanvraag konden doen. Hierdoor werd een asielzoeker met zo'n ongewenstverklaring gedwongen om twee keer te procederen over in feite dezelfde zaak alvorens alsnog bescherming in Nederland te kunnen krijgen.

Een tot het christendom bekeerde Iraniër moest dan bijv. eerst procederen over de opheffing van de ongewenstverklaring. In deze procedure vroeg hij dan of de ongewenstverklaring opgeheven kon worden omdat hij niet terug kan naar Iran omdat hij bekeerd is tot het christendom. Indien de ongewenstverklaring uiteindelijk werd opgeheven, moest hij vervolgens een nieuwe asielaanvraag indienen, waarbij hij opnieuw aanvoerde dat hij niet terug kon naar Iran omdat hij bekeerd is tot het christendom. Het dubbel moeten procederen alvorens ongewenstverklaarden alsnog bescherming konden krijgen, is een onnodige verspilling van overheidsmiddelen.         
 
In tegenstelling tot de ongewenstverklaring bestaan er echter twee varianten van het inreisverbod. Een zware variant, die overeenkomt met de ongewenstverklaring waarvoor deze in de plaats is gekomen, en een lichte variant, die al kan worden opgelegd als een vreemdeling niet vrijwillig binnen de vertrektermijn Nederland heeft verlaten.

De regel is dat vreemdelingen met een inreisverbod uitgesloten zijn van het hebben van een verblijfsvergunning. De geldende praktijk was dan ook altijd dat deze vreemdelingen werden geacht geen procesbelang te hebben en dat een beroepschrift daarom niet inhoudelijk werd behandeld door de rechtbank. De Raad van State heeft nu op dat beleid een belangrijke nuancering aangebracht in de uitspraak van 19 december 2013. In overweging 2.4 stelt de Raad van State: “Gelet op het hiervoor weergegeven verschil tussen een licht en een zwaar inreisverbod, is de Afdeling van oordeel dat de omstandigheid dat tegen de vreemdeling een licht inreisverbod is uitgevaardigd niet wegneemt dat hij belang heeft bij de toetsing van het beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag, ondanks dat artikel 66a, zesde lid, van de Vw 2000 aan het lichte inreisverbod het gevolg verbindt dat, met uitzondering van de in dit artikellid genoemde gevallen, de vreemdeling in afwijking van artikel 8 van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf kan hebben.”

Waar in eerdere jurisprudentie dus de indruk werd gewekt dat een vreemdeling in geen enkel geval door kon procederen als hij een inreisverbod had, blijkt nu dat dit alleen het geval is bij een zwaar inreisverbod. In de gevallen van een licht inreisverbod kan wel een nieuw asielverzoek worden ingediend en kan deze na eventuele afwijzing alsnog inhoudelijk worden beoordeeld door de rechter. Hiervoor hoeft blijkens de uitspraak van de Raad van State dus niet eerst een procedure tegen het inreisverbod met succes worden doorlopen voordat een herhaald asielverzoek inhoudelijk kan worden behandeld. Bij een licht inreisverbod is het ‘dubbel procederen’ dus niet meer nodig, volgens de Raad van State.

Bij een zwaar inreisverbod moet er nog wèl dubbel geprocedeerd worden alvorens iemand alsnog een verblijfsvergunning kan krijgen. Dat betekent ook dat iemand in die situatie nog steeds onnodig lang buiten rijksvoorzieningen op straat moet zien te overleven, gedurende de vele maanden die de procedure over het zwaar inreisverbod kan duren.


Meer informatie:
De uitspraak van de ABRvS van 19 december 2013 met nr 201207041/1/V2

Lees ook:
18-10-13  Bezuiniging op rechtsbijstand rampzalig voor asielzoekers
11-02-11  Procedures stapelen en rekken: de pot, de ketel en de feiten