18 december 2014

Raad van State bevestigt belang art 8 EVRM bij kinderpardon

 De Raad van State heeft op 5 december 2014 in een door de IND aangespannen hoger beroep in een kinderpardonzaak de uitspraak van de Rechtbank Groningen gehandhaafd. De RvS bevestigt de opvatting van de rechtbank, dat de IND onvoldoende had gemotiveerd waarom artikel 8 EVRM (bescherming van het privéleven) niet van toepassing was. Ook voor andere kinderpardonzaken waarin een beroep op dit artikel wordt gedaan kan deze uitspraak een positieve werking hebben.

De aanvraag voor een vergunning op grond van het kinderpardon was volgens de rechtbank terecht afgewezen: er was in deze zaak geen asiel aangevraagd en het gezin was voor een korte periode teruggekeerd naar het land van herkomst. Desondanks heeft de IND toch onvoldoende gemotiveerd waarom artikel 8 (bescherming van het privéleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in dit geval niet van toepassing is. Het betrof een kinderpardonzaak waarin de aanvrager bijna zijn hele leven in Nederland heeft gewoond.

 
De IND had volgens de Rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden dat “eiser in Nederland is geboren, hier bijna zijn hele leven heeft gewoond, hier de basisschool bijna volledig heeft doorlopen en diverse sociale contacten is aangegaan” (overweging 6.6). Dit leidt er volgens de rechtbank toe dat er sprake is van een dermate sterke worteling in de Nederlandse samenleving dat artikel 8 EVRM hieraan bescherming biedt, zelfs als de regeling van het kinderpardon dit niet doet. In deze beslissing hebben onder anderen een orthopedagogische rapportage en verklaringen van klasgenoten en leerkrachten een grote rol gespeeld.
 
Deze uitspraak biedt perspectieven in andere kinderpardondossiers waarin het kind langdurig in Nederland verblijft en waarin tevens een beroep op artikel 8 EVRM is gedaan. Zelfs een tijdelijke terugkeer naar het land van herkomst hoeft niet te betekenen dat artikel 8 EVRM niet van toepassing is. Ook gezinnen die buiten beeld van de rijksoverheid zijn geraakt en daardoor een afwijzende beslissing op een kinderpardonaanvraag hebben gekregen, kunnen zich mogelijk succesvol beroepen op artikel 8 EVRM.
 
 
Meer informatie:
De door de RvS in stand gelaten uitspraak van de rechtbank Groningen d.d. 11 april 2014 (12 pagina's pdf-bestand)
 
Lees ook: 
15-12-14  Kinderpardon: nog ruim 200 beroepszaken