30 juni 2014

IND pleegt inbreuk op soevereiniteit landen van herkomst

In vreemdelingenrechtelijke procedures komt het steeds vaker voor dat de IND de geldigheid betwist van een door een vreemdeling overlegd geldig paspoort. Door te stellen dat een ambassade geen document had mogen afgeven pleegt de IND echter inbreuk op de soevereiniteit van een andere staat.


Het overkomt een vreemdeling, die een geldig paspoort of identiteitskaart van zijn land van herkomst overlegt, steeds vaker: de IND betwist de geldigheid van dit document, omdat de vreemdeling geen onderliggende identiteitsdocumenten heeft verstrekt aan de ambassade, danwel omdat er door de betreffende ambassade geen onderzoek zou zijn gedaan in het land van herkomst. De IND kent daarom geen waarde toe aan het paspoort of de identiteitskaart. Helaas zijn er ook rechters die dit argument accepteren. Dit gebeurt o.a. veel in dossiers van Somaliërs die een paspoort of een nationale identiteitskaart hebben verkregen, afgegeven door de Somalische ambassade in Brussel, en die daarmee hun identiteit en nationaliteit willen aantonen in het kader van een opvolgende asielaanvraag. 

Door te stellen dat een ambassade geen reisdocumenten had mogen afgeven, pleegt de IND echter inbreuk op de soevereiniteit van het betreffende land van herkomst. Op de website van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staat, in het gedeelte dat gaat over het vreemdelingenpaspoort en de clausule ‘territoriale beperking’, letterlijk het volgende:
"De reden van deze beperking is dat de verstrekking van een reisdocument aan niet-onderdanen een inbreuk is op het soevereine recht van een andere staat om te bepalen wie zijn onderdanen zijn en wie van die onderdanen voor verstrekking van een reisdocument in aanmerking komt."
Met andere woorden: het afgeven van reisdocumenten en de wijze waarop dit gebeurt, is het soevereine recht van de staat waarvan de vreemdeling onderdaan is. De IND pleegt inbreuk op dit recht op het moment dat zij stelt dat een ambassade van een ander land geen reisdocumenten had mogen afgeven aan haar onderdanen.

Opmerkelijk is dat staatssecretaris Teeven, de politiek verantwoordelijke bewindspersoon voor de IND, zelf recentelijk in zijn beantwoording van kamervragen over het uitzetten van vreemdelingen naar Guinee aan de Tweede Kamer heeft geschreven:
Het is niet aan de Nederlandse overheid uitspraken te doen over of bepaalde (vervangende) reisdocumenten ten behoeve van terugkeer al dan niet rechtsgeldig zouden zijn. Dat is aan de autoriteiten die op basis van het betreffende document toegang verlenen tot het grondgebied. Het zou ook niet passen wanneer buitenlandse autoriteiten door Nederland afgegeven documenten voor grensoverschrijding van eigen onderdanen in twijfel zouden trekken.”
In deze kwestie speelde het omgekeerde van de hierboven met betrekking tot Somalië geschetste situatie: de Nederlandse overheid probeerde afgewezen asielzoekers uit te zetten naar Guinee met documenten die waren afgegeven door daarvoor speciaal naar Nederland gehaalde Guinese ambtenaren; bij aankomst van deze asielzoekers werden hun documenten door de Guinese douane echter niet rechtsgeldig (!) verklaard. Bovenstaand citaat is het antwoord van de staatssecretaris op de vraag of de Nederlandse overheid ook “de verantwoordelijkheid heeft na te gaan of (vervangende) reisdocumenten wel op een ordentelijke en juridisch zuivere wijze worden afgegeven”.

Concluderend: de IND dient dan ook wel degelijk waarde toe te kennen aan paspoorten en/of identiteitskaarten die zijn afgegeven door ambassades van landen van herkomst, en die vreemdelingen in het kader van verblijfsrechtelijke procedures als bewijs overleggen.


Meer informatie:
De passage op de website van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Rijksdienst voor Identiteitsgegevens RVIG, voorheen de Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten BPR), waar staat dat de verstrekking van reisdocumenten het soevereine recht is van de staat waarvan iemand onderdaan is.
De antwoorden d.d. 12 mei 2014 van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op vragen van de Kamerleden Voordewind, Schouw, Voortman en Gesthuizen over de uitzending van Zembla van 30 april jl. en de schriftelijke verklaring van het ministerie van Veiligheid en Justitie aangaande het uitzetten van vreemdelingen naar Guinee, ingediend op 7 mei 2014

Lees ook:
15-07-13  IND betwist documenten Somalische ambassade in Brussel

Dossier Somalië