01 augustus 2013

Antwoorden van Teeven over marginale toetsing stellen teleur

Het Kamerlid Schouw (D66) stelde onlangs vragen over het promotie-onderzoek naar ‘marginale toetsing’ van mw mr dr Baldinger. De antwoorden van staatssecretaris Teeven zijn teleurstellend: hij schuift de conclusies uit het onderzoek ongemotiveerd terzijde en wil ook nog niet ingaan op de consequenties van de Europese procedurerichtlijn, die Nederland binnen twee jaar zal moeten toepassen.

Mevrouw Baldinger kwam tot haar vraagstelling omdat zij in haar praktijk als asielrechter in Amsterdam werd geconfronteerd met de beperking dat ze de geloofwaardigheid van een asielverhaal slechts marginaal mag toetsen en geen grondig eigen feitenonderzoek mag doen. De voornaamste conclusie uit haar promotieonderzoek (waarover wij op 8 mei jl. hebben bericht) was dat deze, door de Raad van State opgelegde ‘doctrine van de marginale toetsing’ in strijd is met Europees en internationaal recht.

Kamerlid Schouw stelde hierover op 11 juni vragen aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die deze op 9 juli heeft beantwoord. Allereerst gaat de staatssecretaris in op de huidige verhouding tussen bestuur en rechtspraak. Uitvoerig wordt betoogd dat het de overheid is die op basis van haar uitvoerige ervaringen met asielzaken en kennis van vergelijkbare gevallen een weloverwogen beslissing kan nemen: “De overheid is in staat die beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas vergelijkenderwijs en aldus geobjectiveerd te verrichten. De overheid verricht deze beoordeling onder andere op basis van uitvoerige asielgehoren en ziet – anders dan de rechter – alle zaken, waaronder die van andere vreemdelingen in een vergelijkbare situatie. De rechter kan de rechtmatigheid van deze beoordeling toetsen en doet dat ook, maar hij kan haar niet van het bestuur overnemen.”

Dat de rechter geen asielverhoren afneemt leidt er naar de mening van de staatssecretaris toe dat deze rechter niet over voldoende kennis beschikt om een inhoudelijke beslissing hierover te nemen. Dit lijkt een cirkelredenatie, immers de rechter heeft -juist als gevolg van het huidige beleid - geen mogelijkheden tot het verrichten van feitenonderzoek. Los hiervan spreekt uit de bewoording van de staatssecretaris weinig vertrouwen in de capaciteiten van de Nederlandse rechterlijke macht.

Op de vraag of staatssecretaris Teeven de conclusie van mw Baldinger onderschrijft, dat de huidige marginale toetsing in strijd is met het internationale en Europese recht, wordt verder geen concreet antwoord gegeven. Er worden slechts enkele conclusies herhaald uit het onderzoek, zonder in te gaan op de vraag of marginale toetsing inderdaad door de internationale en Europese beugel kan. De staatssecretaris ziet op basis van het onderzoek van mw Baldinger desgevraagd geen noodzaak tot het invoeren van een wetswijziging.

Als laatste (en wellicht als belangrijkste) wordt ingegaan op een Europese richtlijn. Op grond van deze zgn. Procedurerichtlijn wordt Nederland verplicht binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Europese richtlijn de Nederlandse wetgeving zodanig aan te passen, dat het (onder andere) mogelijk wordt voor de rechterlijke macht in asielzaken zelfstandig een feitenonderzoek te verrichten. Precies dit feitenonderzoek is het onderwerp van het onderzoek van mw Baldinger. Door de bekendmaking van deze richtlijn wordt de behoefte aan een rechterlijk feitenonderzoek duidelijk aangetoond. De staatsecretaris wil echter op dit moment niet ingaan op de mogelijke gevolgen van deze richtlijn: “De behandeling van het wetsvoorstel strekkende tot implementatie van de richtlijn dat ik te zijner tijd zal indienen, biedt een geschikte gelegenheid om dieper op de materie in te gaan.”

Uit deze beantwoording van de Kamervragen blijkt dat staatssecretaris Teeven niet op onafhankelijke kritische controle op de behandeling van asielprocedures door de IND zit te wachten. Niet alleen worden hiermee de weloverwogen conclusies uit het onderzoek van mw Baldinger zonder motivering terzijde geschoven, ook acht de staatssecretaris dit moment niet geschikt om de consequenties van relevante Europese richtlijnen voor het Nederlandse beleid te bespreken. Onbegrijpelijk, omdat deze richtlijnen heel duidelijk uitgaan van een volle toets van de feiten door de rechter; art. 46 lid 3 van de Procedurerichtlijn luidt letterlijk: “Member States shall ensure that an effective remedy provides for a full and ex nunc examination of both facts and points of law.”

Een onafhankelijke rechterlijke controle van de feiten in de asielprocedure is van groot belang. In het verleden heeft INLIA wel vaker meegemaakt dat de IND van onjuiste feiten uitging in asielprocedures, maar dat de rechter hier - mede als gevolg van de marginale toetsing - niet van op de hoogte was. Het gaat om (de kwaliteit van) het leven van mensen en dus dient een beslissing hierover tot stand te komen op basis van grote zorgvuldigheid, die daarom ook een volledige rechterlijke toets moet kunnen doorstaan. Volledige toetsing door de rechter is dan ook een vereiste om recht te kunnen doen!


Meer informatie:
De antwoorden van staatssecretaris Teeven d.d. 9 juli 2013 op de vragen van het lid Schouw, ingediend op 11 juni 2013

Lees ook:
08-05-13  Marginale toetsing in strijd met EU- en internationaal recht